Statuten

Artikel 1 – Naam en zetel / werkgebied

  • De naam van de stichting is: Stichting Erfgoed Venlo.
  • De stichting is gevestigd in de gemeente Venlo.
  • Het werkgebied van de stichting wordt gevormd door de gemeente Venlo en de haar omringende (eu)regio.

Artikel 2 – Doel

2.1 De stichting heeft als doel:

  • de bevordering van de kennis van, onderzoek naar en de belangstelling voor het (ondergronds en bovengronds) erfgoed binnen het werkgebied van de stichting en daarmee de vergroting van het draagvlak onder de inwoners van deze (eu)regio voor behoud van dit erfgoed;
  • de belangenbehartiging van het hiervoor sub a vermelde erfgoed door het bij gemeente, provincie en rijk onder de aandacht brengen van erfgoedbelangen en door te streven naar onderhoud, herstel en behoud van dit erfgoed;
  • en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

2.2 De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door:

  • onderzoek van bronnen en literatuur in openbare en particuliere archieven, bibliotheken en verzamelingen en het verzorgen van publicaties over de uitkomsten van dit onderzoek;
  • het houden van tentoonstellingen, lezingen, cursussen en excursies;
  • het verzorgen van andere publicaties, dan eerder genoemde, die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de stichting, waaronder begrepen informatie-overdracht via (sociale) media;
  • de vorming van werkgroepen en commissies ter behartiging van de hiervoor genoemde taken;
  • de samenwerking met instellingen, stichtingen en verenigingen, welke op hetzelfde- of aanverwant terrein werkzaam zijn;
  • het kritisch volgen van overheidsbeleid en plannen/activiteiten van anderen en daar op reageren, wanneer deze afbreuk doen aan het doel van de stichting met alle wettelijk toegestane middelen;
  • alle overige activiteiten, die in de ruimste zin met het doel verband houden.

2.3 De stichting heeft geen winstoogmerk.

2.4 Tot het doel van de stichting  behoort nadrukkelijk niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting.


Artikel 3 – Bestuur: samenstelling, benoeming, beloning, ontslag

3.1 De stichting wordt bestuurd door een bestuur dat bestaat uit tenminste drie en ten hoogste zeven natuurlijke personen.
Het bestuur stelt het aantal bestuurders vast.
Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.

3.2 De bestuurders worden benoemd door het bestuur.
In vacatures wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na het ontstaan ervan, voorzien.

3.3 Het bestuur kan uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aanwijzen. Eén bestuurder kan meer van deze functies vervullen.

3.4 Bestuurders worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn twee maal herkiesbaar.

3.5 Alle bestuurders hebben recht op vergoeding van de kosten die zij redelijkerwijs hebben gemaakt in de uitoefening van hun functie.
De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.

3.6 Een bestuurder verliest zijn functie:

  • door zijn overlijden
  • door zijn faillissement
  • door het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance van betaling verkrijgt
  • door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen
  • door zijn vrijwillig aftreden
  • door zijn ontslag door de rechtbank
  • door zijn ontslag gegeven door de gezamenlijke overige bestuurders, ten minste twee in getal
  • indien strijd ontstaat met het bepaalde als in het hierna volgende lid 7 is bepaald.

3.7 Leden van het bestuur mogen niet bloed- of aanverwant zijn met elkaar tot en met de derde graad, alsmede mogen niet samenwonen met een ander lid van het bestuur als waren ze gehuwd, en mogen eveneens niet gehuwd zijn met of geregistreerd zijn als geregistreerd partner met een ander lid van het bestuur


Artikel 4 – Bestuur: taken en bevoegdheden

4.1 Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Iedere bestuurder is tegenover de stichting verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles met betrekking tot de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat op ieder moment de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. Het bestuur is verplicht de bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

4.2 Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

4.3 Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.


Artikel 5 – Bestuur: vertegenwoordiging

5.1 Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.

5.2 De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan voorzitter en secretaris gezamenlijk.

5.3 Indien er een tegenstrijdig belang bestaat tussen voorzitter en/of secretaris van de stichting en de stichting, wordt de stichting terzake van dit betreffende geval vertegenwoordigt door een of meerdere door het bestuur voor dit geval aan te wijzen bestuurders.

5.4 Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende volmacht aan een of meer bestuurders en /of aan anderen, zowel samen als afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.


Artikel 6 – Bestuur: bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming

6.1 Iedere bestuurder is bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.

6.2 De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur vindt schriftelijk plaats, met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend, onder opgave van de dag, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering en van de te behandelen onderwerpen (agenda). De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting bekend heeft gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht.

6.3 De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.

6.4 Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

6.5 Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om zich in de vergadering te laten vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een schriftelijke volmacht.
Een bestuurder kan niet meer dan één medebestuurder in de vergadering vertegenwoordigen.

6.6 In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem.
Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.


Artikel 7 – Bestuur: leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten vergadering

7.1 De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur; bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.

7.2 De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden.

7.3 Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of, als de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.

7.4 Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon.
De notulen worden – nadat zij zijn vastgesteld – door de voorzitter en de notulist van de vergadering ondertekend.

7.5 Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, als alle bestuurders zich schriftelijk vóór het voorstel hebben verklaard. Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.


Artikel 8 – Boekjaar; verslaggeving

8.1 Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

8.2 Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op papier te stellen. De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders. Deze stukken worden door het bestuur in een vergadering, te houden binnen zeven maanden na afloop van het boekjaar, vastgesteld en als blijk daarvan door alle bestuurders ondertekend.

8.3 Het bestuur kan, voordat tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten wordt overgegaan, deze stukken laten onderzoeken door een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze accountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en legt daarover een verklaring af.


Artikel 9 – Reglementen

9.1 Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen waarin wordt opgenomen al wat naar zijn oordeel regeling of nadere regeling nodig heeft. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd. Het bestuur kan elk reglement wijzigen en ook intrekken.

9.2 Bepalingen opgenomen in een reglement die strijdig zijn met de wet of met deze statuten, zijn onverbindend.


Artikel 10 – Statutenwijziging

10.1 Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

10.2 Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Is in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan zes weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit tot statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.

10.3 Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat bij de oproeping tot de betreffende vergadering, worden vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet bij die oproeping worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.

10.4 Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur bepaalde tijdstip, maar niet eerder dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
Bestuurders die bevoegd zijn tot vertegenwoordiging van de stichting zijn ook bevoegd deze akte te laten verlijden. Het bestuur kan een of meer bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, machtigen de akte van statutenwijziging te laten verlijden. Een verleende machtiging sluit, tenzij daarin anders is vermeld, de bevoegdheid in tot het verlenen van opdracht aan de notaris.


Artikel 11 – Fusie; splitsing; omzetting

Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen van de wet.


Artikel 12 – Ontbinding en vereffening

12.1 Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 10, leden 2 en 3 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

12.2 Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het doel van de stichting, met dien verstande, dat het batig saldo uitsluitend mag worden besteed voor uitkering aan een stichting, welke werkzaam is in het algemeen belang.

12.3 Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de stichting, voor zover bij het ontbindingsbesluit geen andere vereffenaar(s) is (/zijn) aangewezen.